Vraag 3: hoe bouw je correct een aanvullend pensioen op voor jouw personeel?
Wat de tweede pensioenpijler betreft – het aanvullend pensioen –, moet je als werkgever een aantal verplichtingen nakomen.
Soms bestaat er binnen een bedrijfssector een sectoraal pensioenplan. Je kan er echter voor kiezen om niet deel te nemen aan dit sectorstelsel en via een ondernemingsplan een aanvullend pensioen te organiseren.
Op het moment dat je werknemer met pensioen gaat, volgt dan de uitbetaling van het aanvullend pensioen. Ook hiervoor moet je als werkgever niets doen, want het is de pensioeninstelling (je verzekeraar of pensioenfonds) die je werknemer contacteert en de praktische afspraken qua uitbetaling regelt.
Vraag 4: welke praktische spelregels gelden bij de opbouw van een aanvullend pensioen?
Bied je je werknemers een aanvullend pensioen aan? Dan zal een pensioeninstelling (een verzekeraar of pensioenfonds) het aanvullend pensioenplan beheren. Je stort periodiek (maandelijks of jaarlijks) bijdragen aan de pensioeninstelling. In vaste prestatieplannen berekent de pensioeninstelling hoeveel bijdragen er te betalen zijn om het beloofde aanvullend pensioen tegen de pensioenleeftijd te financieren. In vaste bijdrageplannen hangt het bedrag af van hoeveel bijdragen worden gestort.
Sommige werkgevers vragen hun medewerkers om een persoonlijke bijdrage te storten in het aanvullend pensioen. In dat geval is het belangrijk om te weten dat je de gevraagde pensioenpremie afhoudt van het nettoloon en die doorstort naar de pensioeninstelling. Het pensioenreglement bepaalt wie bijdragen stort (de werknemer, de werkgever of beiden).